LAVIGERIE’S ROEPING VOOR DE MISSIE

Ter gelegenheid van het 150 jarig bestaan van het "Werk der Oosterse Scholen" (l'Oeuvre des Ecoles d'Orient), in Frankrijk opgezet om de christen-gemeenschappen in 21 landen van het Midden-Oosten en Noord Afrika te ondersteunen, publiceren we het verhaal van de roeping van Lavigerie tot Missionaris.

Lavigerie als jonge priester te Parijs. Lavigerie Professor aan de Sorbonne We gaan terug in de tijd naar het jaar 1860. Op 35-jarige leeftijd was de Priester Charles Lavigerie professor in de Kerkgeschiedenis aan de Sorbonne universiteit van Parijs. In die tijd was de Krim-oorlog aan de gang en stichtte ravages in de landen van het Nabije Oosten. Lavigerie werd aangezocht om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het “Oosters Werk” vanuit de Franse Kerkprovincie. In die tijd was de verwoedde Krim-oorlog uitgebroken van de Turken tegen de Franse overheersing en tegen de Christenen van Libanon en Syrië.

De Druzen en de Metualies, twee Arabische stammen die in hun fanatisme werden aangevuurd door mohammedaanse agenten hadden een waar complot georganiseerd tegen de christenen van Libanon en Syrië. En de Ottomaanse Pasja’s van de grote Oosterse steden Saïda, Beiroet en Damascus verzaakten voor grof geld aan hun humanitaire plichten, en kozen de kant van de bandieten.

MOORDPARTIJEN EN REACTIES VAN KERKEN

In mei 1860 werden de steden en de dorpen van de christenen overweldigd door krijsende roversbendes die op de meest onzinnige wijze moordden en brandden. Meer dan 200.000 christenen werden als beesten afgeslacht, het grootste deel van de kerken werden verwoest en de huizen platgebrand.

Voeg bij deze treurige balans nog eens de 200.000 dakloze christenen, die op de vlucht werden gejaagd, zonder eten of kleding, dolend langs  wegen en straten. De rest van de bevolking wachtte met angst en vertwijfeling hetzelfde lot.

Lavigerie werd uitgezonden om de bevolking een hart onder de riem te steken, en de nood te lenigen. Maar alvorens te vertrekken ging hij op bedeltocht langs 16 grote steden van Frankrijk om geld in te zamelen voor het Oosters Werk.

Zijn perfecte bespraaktheid hielp hem om grote sommen gelds te kunnen verzamelen: hij alarmeert bisschoppen en geestelijkheid; hij wekt bij het volk gevoelens van medelijden op; hij voert een doorslaande campagne in de pers. Hij schrijft naar de bisschoppen van Spanje, Italië, Engeland, Ierland en Duitsland. Geld voor hulpacties stroomt binnen.

EERSTE MISSIEREIS VAN LAVIGERIE

Lavigerie kwam te Marseille aan en scheepte in met bestemming Beiroet waar hij op 13 oktober 1860 voet aan wal zette. En dan begint de tocht, van stad tot stad, van dorp tot dorp, door heel het rouwende land heen tot in de verst afgelegen bergstreken.

Eerst bezocht hij Beiroet waar de Zusters 20.000 vluchtelingen verzorgden. Hij was zich onmiddellijk bewust van de dringende nood van de Oosterse priesters en schreef naar Frankrijk om kerkgewaden te vragen. De Franse priesters beantwoordden deze oproep en stuurden naar hun Oosterse broeders 800 misgewaden, heilige vaten, kruisbeelden, kandelaars, enz. zodat het H. Misoffer weer overal kon opgedragen worden

Lavigerie past zich aan: in Oosters gewaad trekt hij door het land.

Van Beiroet ging de tocht naar de bergen van Deïr-el-Kamar.  “Ik stapte maar steeds verder op de schijnbaar eindeloze wegen tussen de steile rotsen van de Libanon” schreef hij. “Van tijd tot tijd vroeg ik aan mijn gids of we er nu bijna waren. “Nee, ik zie nog niets”, zei hij, terwijl hij omhoog keek, Ik vroeg maar herhaaldelijk: “Is het hier?” — en steeds was het antwoord: “Nee!”

CONTACT MET DE REALITEIT

Toen opeens wees hij naar de hemel en zei: “Ziet u die zwarte wolk daar? Nu zijn we er bijna.” — “Hoezo?” vroeg ik, “wat heeft die wolk te betekenen?” — “Dat is geen wolk, antwoordde hij, dat is een zwerm raven en gieren die sinds drie maanden de lijken van Deïr-el-Kamar aan het opvreten zijn. Dáár is het!”

En hij sprak de waarheid. Sinds drie maanden lagen daar de onbegraven lijken van meer dan 2.000 Christenen. In de stad gekomen vernam hij het droevige relaas. De Turkse generaal had de Maronieten er toe overgehaald hun wapens uit te leveren en zich onder zijn hoede te stellen.

Korte tijd daarna echter werden deze Christenen met behulp van stokken en bajonetten gedwongen om door een deuropening naar buiten te gaan, waar de moordenaars ze naar believen neermaaiden. Zo werden op één dag 2.700 onschuldige Christenen afgeslacht.

Daags na zijn aankomst schreef Lavigerie met een gevoel van afgrijzen over een van de werkmethodes van die massamoordenaars. Hij had gezien hoe er in een muur een kleine opening was gemaakt.  “De arme slachtoffers moesten daar hun arm doorsteken: de duivelse wreedaards wilden weten wie van hen het best een arm van een Christen kon afhouwen. Het bloed kleeft nog aan de muur van het paleis.

De Turken die er thans wonen ontbreekt het nog aan schaamtegevoel om de wraakroepende sporen van hun hemeltergende wreedheid uit te wissen!”  Hij kon ook met eigen ogen vaststellen hoe in een huis van de Zusters sinds maanden honderden lijken opeengehoopt lagen.

Lavigerie te paard door het Libanese hoogland.

EEN VERVELEND ONGEVAL OP WEG NAAR SAÏDA

Van Deïr-el-Kamar vertrok Lavigerie naar Hamana en onderweg was hij het slachtoffer van een ongeval. Hij viel van zijn paard en bleef bewusteloos liggen met een ontwrichtte schouder en gekraakte halspezen.
Toen de Maronietische begeleiders
hem daar zagen liggen, zeiden ze onder elkaar: “Ons overkomt alleen maar smartelijk onheil en wij brengen nog onheil aan degenen die ons willen bijstaan! “

“Dwaze mensen, voegde Lavigerie er aan toe, zij wisten dus niet dat mijn lijden uit liefde tot hen allen, de schoonste herinnering was die ik aan die reis bewaarde.”

Ondanks zijn verwondingen ging hij door met zijn werk. « Het zou mij diep bedroeven, zei hij, als mijn ongeval de ondersteuning van die ongelukkigen met één minuut zou moeten vertragen. »

Uiteindelijk kwam hij in Saïda aan, de oude stad van de Feniciërs. Vluchtelingen uit 50 verschillende dorpen waren er samengestroomd nadat zij voor hun ogen hun eigen familieleden en buren hadden zien afmaken en hun huizen platbranden. In één enkel klooster van de stad werden 150 monniken vermoord; duizenden lijken werden door de honden verslonden; in de voorsteden hadden de wreedaards een groot deel van de vluchtelingen achterhaald en ze, na de gruwelijkste folteringen, uitgeroeid.

EINDELIJK DAMASCUS

Een paar dagen later kwam  Lavigerie te Damascus aan. De wijk waar de Christenen wonen telde 30.000 mensen: er waren meer dan 8000 mensen afgeslacht. Alle huizen van de Christenen waren met den grond gelijk gemaakt, en drie weken lang was de stad het voorwerp van de meest verwoestende plunderingen. Acht Spaanse Franciscanen waren in hun klooster vermoord, omdat ze geweigerd hadden hun geloof af te zweren.

Lavigerie wilde van boven uit de minaret van een Moskee de stad overzien, om zich een beeld te vormen van wat de omvang van die ramp was. “Je zou zeggen, schrijft hij, dat er een reusachtige aardbeving had plaats gehad die alle huizen over elkaar heen had neer doen vallen. De mohammedanen van Damascus samen met de Bedoeïenen van Baalbek hadden deze ramp verwekt. Vrouwen waren gevangen genomen en weggevoerd naar de woestijn, of toegevoegd aan de harems.”

tentenkamp met vluchtelingen van geweld

Vieze beesten snuffelden rond tussen het puin, en overleefden van menselijke resten. In het klooster van de Franciscanen liet men Lavigerie in een klein binnentuintje een diepe put zien waarin lijken lagen, waarvan men aan de kleding 8 Spaanse monniken van het klooster herkende. De Turken hadden hen toegesnauwd: bekeer je tot de Islam, en je zult leven! Ze hadden geantwoord: wij zijn Christenen! Men sneed hen toen de keel door…

De overlevenden van Damascus waren deels naar Beiroet uitgeweken, waar ze tezamen met 9000 vluchtelingen uit de omliggende dorpen een tijdelijke schuilplaats konden krijgen, waarvoor Lavigerie een deel van het meegenomen geld beschikbaar kon stellen.

ONTMOETING VAN LAVIGERIE MET ABD EL KADER

Voordat hij Damascus ging verlaten, wilde Lavigerie nog een bezoek brengen aan de Algerijnse Emir Abd-El-Kader (1808-1883), die als opstandeling tussen 1832 en 1847 een ondergrondse strijd ondernam tegen de koloniale macht van Frankrijk in Algerije. Hij werd echter gevangen genomen, en geïnterneerd in Frankrijk. Ten slotte werd hij in 1853 verbannen, eerst naar Bursa in Anatolië, en daarna naar Libanon.

Hij leefde vanaf 1855 in Beiroet als banneling, omgeven door een grote hofhouding van Algerijnse onderdanen, die hem trouw waren gevolgd in zijn ballingschap. Deze Moslim had de bewonderenswaardige moed gehad zich van zijn naastenlievende plicht te kwijten, zelfs tegen het fanatisme van zijn geloofsgenoten in.

ABD EL KADER NEEMT HET OP VOOR DE CHRISTENEN

De opgestookte moslims van de stad waren bereid een einde te maken aan het leven van de giaours (een denigrerende Arabische term  waarmee de Turken de niet-moslims uitschelden). Abd El Kader echter  bood zich aan de Franse Consul van Damascus aan met een persoonlijk leger van 2000 man, om de opstand tegen de christenen de kop in te drukken. Hij ging zelfs naar de Pasja van Damascus toe, en zei dat de  eerste man die zijn sabel naar een christen zou uitsteken, door zijn eigen hand zal omkomen.

Abd El Kader

“Zogauw jullie in de stad zullen komen voor jullie luguber werk,” zei hij, “zal ik me met mijn mannen in het Latijnse hoofdkwartier van de stad verschansen. En ik zal jullie verslaan zolang ik nog daartoe in staat ben, en dat doe ik voor de eer van de Islam, waarvan ik de verdediger ben, maar die jullie door je gedrag onteren!”

Hij was echter niet bij machte de gewapende moordenaarsbenden in toom te houden; maar hij had wèl in zijn paleis aan meer dan 1000 Kristenen, samen met hun priesters en religieuzen, onderdak verleend. Zó had hij zijn eigen leven in groot gevaar gebracht, om dat van zijn beschermelingen te redden.

Om deze onverschrokken en manmoedige houding werd hij in veel landen zeer bewonderd. Lavigerie maakte van de gelegenheid van zijn bezoek gebruik om zijn dankbaarheid aan de Emir tot uitdrukking te brengen.

ONTMOETING VAN LAVIGERIE MET DE EMIR

“Ik zal niet gauw dit bezoek vergeten, zei hij. Ik heb nog steeds voor ogen die rustige gelaatsuitdrukking van de Emir. De ernstige en plechtige toon van de woorden die hij sprak, die gerechtigheid uitstraalden. De onversaagde vastbeslotenheid, die in zijn redeneringen naar voren werden gebracht, beantwoordden precies aan het idee dat ik van hem had.

Ik was trouwens de eerste Franse priester die hem mocht bezoeken,  maar trouwens ook de eerste fransman die in Damascus  na deze laatste bloedbaden aankwam. Ik bedankte hem voor alles wat hij voor de christenen gedaan had. Zijn reactie was een soort mea culpa op de borst, volgens Arabische tradities, terwijl hij in alle eenvoud antwoordde dat hij slechts zijn plicht had gedaan.

Ik luisterde met bewondering naar hem, en had het voorrecht van hem te vernemen, dat hij, een oprechte moslim, een taal gebruikte die een christen waardig was.

Toen ik opstond om hem vaarwel te zeggen, kwam hij naar mij toe en reikte mij de hand. Ik besefte ineens dat dit de hand was die zoveel  ongelukkige christenbroeders en zusters van de dood gered had, en ik wilde deze kussen als blijk van dankbaarheid. Maar deze eer die hij wèl van anderen in ontvangst placht te nemen, wilde hij echter niet van mij ontvangen, want hij zag in mij een dienaar van God.

Ik begreep zijn gedachtegang, en zei hem: “Emir, de God die ik dien mag ook de uwe zijn: en alle rechtgeaarde mensen mogen Gods kinderen zijn.” Met deze woorden sprak ik een hoop uit, terwijl hij mij met een doordringende blik aan zag.

En ik nam - tot tranen bewogen - afscheid van hem, meer nog dan dat ik dat met woorden kan beschrijven.”

DE MISSIONARIS-ROEPING VAN LAVIGERIE

Drie maanden lang was Lavigerie in Libanon en omstreken gebleven. Op 21 december 1860 scheepte hij terug in naar Marseille. Tijdens zijn verblijf was hij missionaris geworden, en hij zou het blijven tot aan zijn dood toe. Hij zelf verklaarde dat zijn ware roeping eerst tijdens die tocht tot volle ontplooïng was gekomen. Of zoals hij later zei; “dáár heb ik (zoals de heilige Paulus) mijn weg naar Damascus gevonden!”

Geen wonder dat Lavigerie, toen hij in 1868 de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika stichtte, hen óók naar Jerusalem stuurde, om daar het Oosters Werk voort te zetten. Tot de dag van vandaag toe….

HONDERD-ZES-EN-TWINTIG JAAR LATER…

126 jaar na zijn dood heeft de Emir Abd El-Kader, de held van het Algerijnse verzet tegen het Franse kolonialisme, eerherstel gekregen. In het 5de Arrondissement in Parijs, niet ver van het “Instituut van de Arabische Wereld” en de Grote Moskee, draagt nu een plein zijn naam. De onthulling van de naamplaat ”Place Emir Abd El-Kader gebeurde op de 16de november 2006 door de burgemeester van Parijs, Bertrand Delanoë.   

Deze plechtigheid was tegelijkertijd een poging de gemoederen wat te bedaren na de opschudding die verleden jaar was ontstaan naar aanleiding van een wetsartikel van februari 2005 dat ging over de zgn. weldaden en de positieve rol van de Franse kolonisatie.

De Algerijnse president had daartegen fel geprotesteerd en gezegd dat de Franse aanwezigheid in Algerije één van de meest barbaarse vormen van de kolonisatie was geweest uit de hele geschiedenis.

De erkenning nu door Frankrijk van het verzet tegen deze kolonisatie van Algerije in de 19de eeuw, is een gelegenheid om het verleden onder ogen te zien. Die kolonisatie ging gepaard met ongehoord geweld.

Welnu, Abd El-Kader leidde het gewapende verzet tegen het Franse leger voordat hij naar Marokko moest vluchten. Hij gaf zich over aan de Fransen in 1847 en leefde tot 1852 in gevangenschap. Na zijn vrijlating door Napoleon III werd hij verbannen naar het Nabije Oosten.

Een postume erkenning: “Zeker, hij heeft gevochten tegen het Franse leger. Maar hij was ook een gelovig man met duidelijke principes. Door zijn toedoen zijn er in 1860 in Syrië en Damascus 12.000 christenen aan de dood ontsnapt. Hij is een symbool voor de verzoening! Hij vormt een brug tussen Oost en West. Hij is een voorloper van de interreligieuze dialoog en van het afwijzen van de ‘schok tussen de beschavingen.”

Abd El Kader, een opdracht voor vandaag!

Het werd zodoende ook een postume huldebetuiging voor het Algerijnse volk!

Bron: Bekijk Wikipedia met betrekking tot het leven van Abd-El-Kader.

P.J.Cussac en Craeijnest: « Le Cardinal Lavigerie  Ed. Librairie Missionnaire, Paris. zj

Baunard: « Le Cardinal Lavigerie » Paris, Gigord 1922

NL : CV en HR, m.afr.2006




Webmaster-NL

Vorige pagina